De meeste mensen weten dat Paushuize gebouwd is voor de latere paus Adrianus VI, de enige Nederlandse paus ooit. Maar dat Paushuize een voor Nederland uniek negentiende-eeuws interieur herbergt, dat direct is geinspireerd op de opgravingen in Pompeii en Herculaneum, is bij veel minder mensen bekend. Misschien is dit wel het best bewaarde geheim van Paushuize. Hoe komt zo’n uniek interieur in Paushuize terecht?
Nieuwe vergaderzaal In 1814 kocht de Rijksoverheid dit toonaangevende Utrechtse monument aan als woonhuis voor de Utrechtse gouverneur, tegenwoordig commissaris van de Koning genoemd. Onder het gouverneurschap van Florent Joseph ridder van Ertborn vonden tussen 1830 en 1833 grootschalige verbouwingen plaats, waaronder de toevoeging van een kantoorgebouw en een bijgebouw met een representatieve vergaderzaal. Het ontwerp kwam van de Utrechtse schilder en architect Christiaan Kramm (1797-1875). De bouwtekeningen laten zien dat de vergaderzaal een interieurafwerking kreeg in neoclassicistische stijl, met een parketvloer en een cassettenplafond met kroonlijst. In de oostwand waren vijf glazen deuren die naar de tuin leidden. De tegenoverliggende wand had drie nissen met hoge spiegels. Uit kleuronderzoek blijkt dat de muren afgewerkt waren met subtiele marmerschilderingen.
De nieuwe aanbouw deed niet lang dienst als vergaderzaal. De Statenleden waren niet tevreden met hun onderkomen en lieten de bovengelegen privévertrekken van de gouverneur inrichten voor vergaderingen. In 1849 werden de Statenzittingen verplaatst naar het nieuwe Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen aan de Mariaplaats (tegenwoordig het Utrechts Conservatorium). De vergaderzaal werd toen bij de ambtswoning van de commissaris gevoegd en diende voortaan als feest- en receptiezaal, de Balzaal geheten. Met de komst van een nieuwe commissaris in 1888, Alexander baron Schimmelpenninck van der Oye, vonden verschillende herstellingen aan de ambtswoning plaats. In deze periode, tussen 1888 en 1890, veranderde de Balzaal compleet van uiterlijk: de muren werden van boven tot onder beschilderd met op Pompeii geïnspireerde scènes en motieven. De in Utrecht geboren Jacobus van Lokhorst (1844-1906) begeleidde de renovatie. Hij was als Rijksbouwkundige bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de bouw, inrichting en restauratie van veel rijksgebouwen, zoals scholen, laboratoria, archief- en gouvernementsgebouwen. Van Lokhorst werd beïnvloed door zijn collega Pierre Cuypers en zijn leidinggevende Victor de Stuers, referendaris en hoofd van de afdeling Kunsten en Wetenschappen. Zij waren bewonderaars van de Franse architect Eugène Viollet-le-Duc en hadden uitgesproken ideeën op het gebied van bouwkunst, met speciale aandacht voor de gotiek en vroege renaissance. Hun visie heeft grote invloed gehad op de architectuur van overheidsgebouwen. Van Lokhorst is weliswaar minder bekend dan Cuypers, maar was een productief en innovatief architect. De nieuwe decoraties werden ingepast in de bestaande architectuur. Kenmerkende elementen als de parketvloer, het cassettenplafond en de boognissen bleven onveranderd; nieuw toegevoegd werden de schilderingen, kroonluchters, twee sierhekken, enkele lage bankjes en gordijnen. Foto’s van eind negentiende en begin twintigste eeuw tonen duidelijk het rijk beschilderd ensemble, met op de westwand als hoofdfiguren nimfen en putti, omringd door bladerranken. Het geheel werd omlijst door een weelde aan planten, bloemen, vogels, fantasiewezens en ornamenten.
De Balzaal op een foto uit 1903 (Het Utrechts Archief).
In de ban van Pompeii Vanaf het einde van de 18e eeuw raakte heel Europa in de ban van de felgekleurde en rijk gedecoreerde wandschilderingen die in de huizen van Herculaneum, Pompeii en Stabiae werden aangetroffen. Deze Romeinse steden waren onder as en lava verdwenen bij de vulkaanuitbarsting van de Vesuvius in 79 n.Chr. Na de herontdekking begonnen de opgravingen: vanaf 1738 in Herculaneum en vanaf 1748 in Pompeii. Pas na verloop van tijd werden de archeologische sites toegankelijk gemaakt voor wetenschappers, kunstenaars en andere bezoekers op hun grand tours. Er verschenen publicaties met reproducties van de schilderingen die in de huizen waren aangetroffen. Zo raakte informatie over de Pompeiiaanse wandschilderkunst wereldwijd verspreid en kon als inspiratiebron dienen voor opdrachtgevers en ontwerpers.
Pompeian Dining Room in het tuinpaviljoen van Buckingham Palace, in 1840 gebouwd in opdracht van prins Albert (Ludwig Gruner, Royal Collections Trust).
Toch zijn er in Nederland nauwelijks interieurs te vinden die volledig uit Pompeiiaanse elementen bestaan. Dat maakt de keuze voor een Pompeiiaans thema in de Utrechtse Balzaal des te opmerkelijker. Een volledig op Pompeii geïnspireerd interieur zien we wel terug in twee Haagse herensociëteiten: de grote zaal van de Sociëteit de Vereeniging door Eduard Willem Frederik Kerling (ca. 1885) en de eetzaal van Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte door Pierre Cuypers (1872-1878). Met name deze laatste zaal, die helaas in 1961 door brand is verwoest, vertoonde veel overeenkomsten met de Utrechtse Balzaal. Het betrof schilderingen van dansende Maenaden (Bacchanten), uitgevoerd door Alfred Capelli (1855-1910).
De lichtvoetige en kleurrijke Pompeiiaanse schilderingen vormden een uitbundig geheel en leenden zich daardoor voor de eetzaal van een herensociëteit. Ze pasten dus ook goed in de Balzaal van Paushuize, die immers gebruikt werd voor recepties en feestelijke aangelegenheden van de nieuwe commissaris van de Koningin. Bovendien sloten de schilderingen goed aan op de architectuur van de al bestaande zaal. De empire-elementen (friezen, kroonlijsten, pilaren, ronde boognissen en het cassettenplafond) werden door het kleurgebruik benadrukt. Wellicht verklaart dat de opmerkelijke keuze voor een Pompeiiaans thema dat onder supervisie van Van Lokhorst is uitgewerkt, vergelijkbaar met de sociëteit in Den Haag van zijn collega Cuypers.
Overschilderingen en restauratie Met het aantreden van de nieuwe commissaris Lodewijk Bosch ridder van Rosenthal begon in 1934 opnieuw een renovatie van Paushuize. De keukens werden verplaatst en een vestiaire werd aangelegd. De Pompeiiaanse stijl voldeed kennelijk niet meer: de schilderingen op doek werden verwijderd en het interieur werd wit overgeschilderd met goudkleurige accenten. Op het fries van de kroonlijst werd een ban van palmetten gesjabloneerd. In 1957 nam de Provincie Utrecht het eigendom van Paushuize over. Daarmee veranderde ook de functie: Paushuize werd niet meer als ambtswoning gebruikt, maar als ontvangstlocatie voor de Commissaris van de Koningin. Er ging wederom er een restauratie van start. Daarbij werden opnieuw spiegels geplaatst, waaraan de ruimte de tot 2009 gebruikte naam ‘Spiegelzaal’ ontleende.
In 2008 werd opnieuw tot een grote renovatie besloten om een dubbel gebruik van Paushuize mogelijk te maken: als werk- en ontvangstruimten voor de commissaris van de Koning en verhuurbare ruimten voor vergaderingen, recepties en diners. De werkzaamheden werden in opdracht van de Provincie uitgevoerd door de restauratie-architecten Ubbo Hylkema, Bastiaan van de Kraats en Krijn van den Ende. Tijdens deze renovatie veranderde de Balzaal wederom spectaculair van gedaante.
Bij het verwijderen van de voorzetwanden bleken de geschilderde putti op een rode achtergrond bewaard gebleven. Onderzoek door restauratoren Claudia Junge en Peter Dijkman wees uit dat het mogelijk was om de verdwenen decoraties in Pompeiiaanse stijl terug te brengen. Na een proef in één van de hoeken van de zaal werd besloten om de schilderingen te reconstrueren. Het feit dat er geen vergelijkbare zalen meer zijn in Nederland vormde daarvoor een belangrijk argument. Op basis van onder verflagen gevonden kleuren en motieven, oude foto's en (waar nodig) terughoudende aanvullingen hebben Junge en Dijkman de zaal gerestaureerd, met als resultaat dat de schilderingen weer grotendeels zichtbaar zijn. Niet alle onderdelen zijn echter teruggekeerd: de halfronde, op doek geschilderde voorstellingen boven het fries zijn in de loop der tijd verdwenen en de marouflages (op doek geschilderd en vervolgens op de muur aangebracht) met dansende nimfen zijn waarschijnlijk verloren gegaan. De gereconstrueerde zaal is nu een belangrijke blikvanger in Utrecht en vormt jaarlijks een van de grootste publiekstrekkers tijdens Open Monumentendag.
Dit artikel is een bewerkte en verkorte versie van: Froukje van der Meulen, ‘Terug naar Pompeii: Ontstaan, verdwijning en herstel van een Pompeiiaans interieur in Paushuize’, in: Tijdschrift Oud Utrecht, augustus 2020. Bestel het nummer hier.